De kleding- en textielketen is één van de grootste ketens waar kinderarbeid nog vaak voorkomt. Naar schatting worden 250 miljoen kinderen wereldwijd beïnvloed in verschillende schakels van de kledingketen.
In kledingfabrieken en weverijen in hoog risicolanden als India, Bangladesh, China, Thailand, Pakistan en Turkije gaat het niet altijd direct over kinderarbeid, maar worden kinderen toch geraakt. Vaak werken ouders daar lang en onder slechte en ongezonde arbeidsomstandigheden, waardoor zij slecht voor hun kinderen kunnen zorgen. Dit heeft grote impact op de levensomstandigheden en rechten van kinderen. Veel gezinnen verdienen bovendien geen leefbaar loon, wat er voor zorgt dat ze geen toegang hebben tot de meest basale levensbehoeften zoals water, onderdak en voeding. Dit kan als gevolg hebben dat kinderen op andere plekken worden ingezet om voor inkomsten te zorgen.
Door de enorme groei van de kledingindustrie in verschillende landen, is ook het aantal sloppenwijken rond fabrieken sterk gestegen. Kinderen groeien er onder slechte omstandigheden op. Als je dieper de textielketen in gaat, naar de katoenvelden, gaat het niet alleen over slechte omstandigheden voor ouders, maar is ook kinderarbeid aan de orde van de dag.
Hoewel de problematiek groot is, en veel kledingketens door de complexiteit van de vele schakels en outsourcingspraktijkengeen slecht zicht hebben op waar hun kleding precies vandaan komt, sluit de Nederlandse kleding- en textielsector z’n ogen niet voor de impact die ze in de keten heeft. Er bestaan in de sector veel richtlijnen en sectorstandaarden die normen stellen voor milieu en mensenrechten issues. Veel Nederlandse textielbedrijven onderschrijven deze normen en richtlijnen, en voeren beleid op verantwoord handelen in de keten. Bovendien werken bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties– onder meer in het kleding en textiel convenant – samen om misstanden in de sector aan te pakken.
Vanuit dit convenant zijn ook concrete verbeterprojecten opgestart. Bijvoorbeeld in Bangladesh. Bangladesh staat bekend om de lage lonen: het minimumloon per maand is momenteel 18 Amerikaanse dollar. Arbeiders kunnen vaak niet rondkomen van hun loon. Dit is één van de redenen dat kinderen aan het werk worden gezet. In Bangladesh zijn ongeveer 1,7 miljoen kinderen tussen de 5 en 17 jaar aan het werk, terwijl zij eigenlijk nog op school zouden moeten zitten.
Maar ook volwassen werknemers in Bangladesh hebben nog vaak te maken met slechte werkomstandigheden en lange werktijden. Bovendien zijn er gebrekkige voorzieningen zoals kinderopvang en is er voor de (voornamelijk vrouwelijke) arbeiders weinig tot geen mogelijkheid om borstvoeding te geven gedurende de werkdag. Dat maakt het lastiger om werk en een gezin te combineren.
Daarom hebben UNICEF en 3 Nederlandse kledingbedrijven met hulp van het Fonds Bestrijding Kinderarbeid de handen ineen geslagen en een programma uitgevoerd op vier productielocaties in Bangladesh. Met de implementatie van het Better Business for Children programma werden 3600 medewerkers en hun kinderen bereikt. Het programma zorgde voor het verbeteren van randvoorwaarden voor arbeiders. Voorbeelden zijn een goede kinderopvang, goede voorzieningen creëren om borstvoeding te geven en regelingen voor zwangerschapsverlof. Ook zijn er preventieve maatregelen getroffen om te voorkomen dat er kinderarbeid in de productieketen voorkomt. Het programma werkte niet alleen ín de fabrieken zelf, maar richtte zich ook op het verbeteren van de leefomstandigheden van werknemers buiten werk. Bijvoorbeeld door het vergroten van de toegang tot zorg, of het “second chance education” programma waar kinderen opnieuw naar school gaan.