In 39 van 's werelds rijkste landen leeft meer dan 1 op de 5 kinderen in armoede. Dat staat in het vandaag uitgekomen rapport van UNICEF.
© UNICEF
In het onderzoek is een scherpe stijging in kinderarmoede tussen 2014 en 2021 te zien in sommige van de rijkste landen ter wereld, waaronder Frankrijk, IJsland, Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Dit staat in schril contrast met landen als Polen en Slovenië, die aanzienlijke vooruitgang boekten in de strijd tegen armoede onder kinderen. Uit het rapport blijkt ook dat het Nederland nog niet lukt om het aantal kinderen in armoede structureel te laten dalen.
In de 39 onderzochte landen is er een daling van bijna 8% te zien was in het aantal kinderen dat in armoede leeft, maar de situatie blijft zorgwekkend. Er zijn nog steeds meer dan 69 miljoen kinderen die in armoede verkeren. Dit cijfer onderstreept dat, ondanks vooruitgang, armoede onder kinderen een aanhoudend en serieus probleem blijft. “De impact van armoede op kinderen is zowel blijvend als schadelijk”, zegt Suzanne Laszlo, directeur van UNICEF Nederland. “Als kinderen geen goede toegang hebben tot basisvoorzieningen zoals gezond eten, kleding en gelijke kansen in het goed onderwijs, leidt dit tot slechtere fysieke en mentale gezondheid. Kinderen die in armoede opgroeien, hebben vaak minder kansen en verdienen later vaak minder.”
Nederland bevindt zich op de 17e plek in de algemene rangschikking. UNICEF heeft ook een ranglijst gemaakt als je kijkt naar de vermindering in armoede. Dit laat dus zien in hoeverre een land succesvol is geweest om armoede onder kinderen terug te dringen. In 2012 leefde 12,6% van de Nederlandse kinderen in armoede, in 2021 was dat 12,7%. Daarmee heeft Nederland plek 27 (van de 39) op deze ranglijst.
Volgens cijfers van het CBS lijkt de armoede na 2021 te dalen, maar er bestaat zorg dat dit deels komt door tijdelijke regelingen, waardoor de daling niet structureel is. Laszlo: “Deze bevindingen wijzen erop dat Nederland, ondanks zijn welvaart, nog wel een lange weg te gaan heeft in de strijd tegen armoede onder kinderen. Niet iedereen profiteert van de welvaart. Het is duidelijk dat er een behoefte is aan een meer gerichte en effectieve aanpak, die verder gaat dan alleen economische voorspoed en zich richt op de werkelijke behoeften en uitdagingen van gezinnen in armoede.”
Vanaf 2024 wordt door de Nederlandse overheid meer ingezet op structurele regelingen om armoede effectief en blijvend te verminderen. Zo wordt het kindgebonden budget verhoogd en heeft de Tweede Kamer ingestemd met verhoging van de huurtoeslag. Een goede ontwikkeling, volgens UNICEF Nederland. Laszlo: “Het is essentieel dat Nederland grootschalig blijft inzetten op structurele verbetering van de bestaanszekerheid, en daar zijn deze stappen belangrijk in. Tegelijk vormen ze een druppel op de gloeiende plaat en zou er veel meer gedaan kunnen worden in lijn met de aanbevelingen van de Commissie Sociaal Minimum. Kinderen moeten bovendien tot die tijd volwaardig kunnen deelnemen aan het sociale leven. Laszlo voegt daar nog aan toe: “De overheid zet in op halvering van het aantal mensen in armoede, en dat is een belangrijke eerste stap, maar ook dan heb je nog een grote groep kinderen die armoede zal blijven ervaren in hun leven. De inspanningen kunnen dus niet stoppen.”
UNICEF pleit ervoor dat het nieuwe kabinet bouwt aan een specifieke visie gericht op de jeugd, waarin staat hoe de overheid bijdraagt aan het gezond, veerkrachtig en kansrijk opgroeien van kinderen en die richting geeft aan beleid en uitgaven. “De basis hiervoor ligt er al: dat is het VN-Kinderrechtenverdrag”, stelt Laszlo.
Sommige landen met een laag bruto nationaal product (BNP) of beperkte economische groei zijn toch succesvol geweest in het verminderen van armoede. Dit staat in contrast met landen die een hoog BNP of sterke economische groei kenden, maar die niet in staat zijn geweest de armoede te verminderen of zelfs een toename van armoede hebben gekend. Laszlo: “Het laat zien dat economische welvaart niet altijd gelijk staat aan het terugdringen van armoede en dat beleidskeuzes een cruciale rol spelen.”