Keizersnede in een tent
28 mei 2015 - Laura WestendorpEen week geleden is hij geboren: Een piepklein jongetje ligt naast moeder Rosie op een veldbed in het enige bevallingskliniekje in kamp Tomping in Juba.
Een week geleden is hij geboren: Een piepklein jongetje ligt naast moeder Rosie op een veldbed in het enige bevallingskliniekje in kamp Tomping in Juba.
De keizersnede waarmee deze jongen ter wereld kwam is uitgevoerd in een zanderige tent. Bevallen gebeurt hier aan de lopende band. Met ruim 14.000 bewoners is eigenlijk meer capaciteit nodig, maar in elk geval kunnen de gecompliceerdere gevallen hier hulp krijgen.
De kleine jongen gaapt, warm ingepakt in een verwassen romper en een verkreukelde doek. Ik denk aan hoe mijn eigen kinderen op die leeftijd in een smetteloos wiegje lagen, een mooie kinderwagen paraat. En niet te vergeten de babygym, om vanaf het eerste begin de ontwikkeling te stimuleren.
Deze jongen zal rondkruipen tussen een van de eindeloze reeks tenten, gebouwd van golfplaat, zeil en wat voor bouwmateriaal verder maar voor handen was. Hier en daar staat een versleten koepeltentje. Op de aangestampte grond liggen soms matten, een enkeling bezit een bed of een stoel. Op het moment dat ik er rondloop is het droog, maar die ochtend heeft het nog flink geregend en dan komt in veel tenten water te staan.
Vluchtelingenkamp Tomping is opgebouwd tussen de VN-basis en het vliegveld, op wat eerder het voetbalveld van de militairen was. Een goede plek om veiligheid te vinden, maar eigenlijk is dit geen geschikte plek voor zoveel mensen. De grond is te laag gelegen en te drassig, waardoor ziekten op de loer liggen. Zeker voor de mensen die naar het kamp toekomen en grote afstanden hebben afgelegd. Vooral kinderen kunnen ernstig verzwakt zijn door voedselgebrek. Elke week sterven twintig kinderen in het kamp, aan ziekten als diarree, malaria, cholera en de gevolgen van ondervoeding.
Het blijft voorlopig vol. De kans dat gezinnen teruggaan naar hun eigen dorp is vooralsnog klein. Er zijn nog steeds onlusten in het land en overal is groot gebrek aan voedsel. In het kamp heeft zich een levendige economie ontwikkeld. Voor een Soedanese pond kun je je telefoon opladen aan een tafel volgepakt met bruine stekkerdozen. Een generator staat ernaast. Een ander bezit een koelkast en verdient daarmee. Overal wordt houtskool verkocht. Achter een gordijn knipt de kapper. Niemand echter kan leven van zijn winkeltje. Allemaal zijn ze afhankelijk van de voedselhulp die twee keer per week wordt uitgedeeld: bonen, rijst en olie.
Als we even later het kamp uit zijn, staan we in een andere wereld. Weliswaar zit de zandweg vol kuilen en plassen en zie ik nergens een lantaarnpaal, wat betekent dat het zo meteen stikdonker zal zijn, maar mensen hebben tenminste een eigen huis en een zelfstandig bestaan.
Lees meer blogs van Laura in Zuid-Soedan: